Ga naar hoofdinhoud

Borstvoeding bij Downsyndroom: altijd proberen!

Juist voor kinderen met Downsyndroom moet borstvoeding worden aangeraden. Soms krijgen ouders onterecht het advies om het helemaal niet te proberen of al snel op te geven. Nu gaat borstvoeding bij kinderen met Downsyndroom ook vaak samen met opstartproblemen. Vraag er hulp bij, bijvoorbeeld van een lactatiedeskundige en eventueel ook een preverbale logopedist. Met de juiste adviezen en met geduld lukt het bij veel kindjes wel. Er is een speciale brochure voor Borstvoeding en Downsyndroom, zie deze link.

In veruit de meeste gevallen is er geen medische reden om van borstvoeding af te zien. In de praktijk start het merendeel van de moeders van kinderen met Downsyndroom met borstvoeding of met een combinatie van borstvoeding en flesvoeding. Zelfs na een moeilijke start met infusen en sondevoeding kan de borstvoeding nog goed op gang komen.

Voordelen

Borstvoeding heeft voor alle kinderen voordelen. Moedermelk is licht verteerbaar en bevat alle benodigde voedingsstoffen. Het heeft een stimulerende invloed op ademhaling en hartslag. Het stelt mogelijke overgevoeligheidsreacties uit of zwakt ze af. Sommige voordelen gelden extra voor kinderen met Downsyndroom. Moedermelk bevat afweerstoffen tegen infecties en kan een beschermende werking hebben tegen auto-immuunziektes. Verder bevordert moedermelk de ontwikkeling van de hersenen. Het zuigen aan de borst heeft een gunstig effect op de ontwikkeling van de mondmotoriek, meer dan het zuigen aan een speen. Borstvoeding is daarmee een natuurlijke manier om de mondmotoriek te trainen.

Drinkt mijn kind voldoende?

Bij borstvoeding weet je niet precies hoeveel je kind drinkt. Om vast te stellen of je kind voldoende voeding binnen krijgt, zijn er enkele praktische aanwijzingen:

  • Hoe lang drinkt het kind? (minder dan 20 minuten kan te weinig zijn).
  • Hoeveel natte luiers heeft het? (de norm is ongeveer 6 volle luiers per etmaal, na de eerste week)
  • Is de luier niet of weinig nat en/of is de urine erg donker of is er oranje neerslag in de luier, dan kan dat duiden op te weinig drinken.
  • Ook droge ontlasting (harde keuteltjes) kan een gevolg zijn van te weinig drinken.

Naast deze gewone signalen is het bijhouden van de groei op de speciale groeicurve voor kinderen met Downsyndroom een goede graadmeter.

Opstartproblemen

Het voeden kan bij kinderen met Downsyndroom in het begin moeizaam gaan. Een positieve aanmoedigende sfeer scheppen zonder dwang is belangrijk. Kinderen met Downsyndroom zijn soms heel rustig en laten zich minder horen. Je moet ze wakker maken voor de voeding en dan zijn ze slaperig. Dus moet je ze extra prikkelen om wakker genoeg te zijn om te gaan drinken. Zij drinken vaak minder effectief en zijn eerder moe door een lagere spierspanning, zwakke zuigreflex en kleinere mond. Door de houding van moeder en kind aan te passen, en door het stimuleren van een goed gebruik van mond en tong, kunnen deze problemen aangepakt worden. Als het aanvankelijk niet goed wil lukken kan je wat korter en vaker voeding geven, of als aanvulling op de borstvoeding afgekolfde moedermelk per cup, lepel of spuitje geven.

Klachten als tepelkloven, borstontsteking, huilen en weigerachtigheid van het kind en stagnerende melkproductie kunnen te maken hebben met het verkeerd aanleggen. Vraag om advies van een lactatiedeskundige.

Hartafwijking

Baby’s met Downsyndroom met een nog niet geopereerde hartafwijking hebben vaak een minder goede conditie. Zij moeten vaak stoppen met drinken om bij te ademen. Als er op dat moment dan toch voeding uit de tepel of speen in de mond komt, bestaat het gevaar van verslikken. Omdat dit niet prettig is voor het kind, kan het na een tijdje voeding gaan weigeren. Dit wil je voorkomen. Om ervoor te zorgen dat er geen voeding in de mond komt bij dit bij ademen, kan je bij deze kinderen de voeding (gedeeltelijk) per lepeltje geven, of ingedikte voeding per fles geven, of een fles met een ventiel gebruiken.

Mogelijke darmproblemen

Soms is veel spugen een probleem. Als dit vanaf de geboorte en na iedere voeding voorkomt, dan kan het zijn dat er een aangeboren afsluiting of vernauwing van de slokdarm of dunne darm is. Snel onderzoek door de kinderarts is dan gewenst. Daarnaast kan spugen veroorzaakt worden door een nog onrijpe werking van de sluitspier tussen slokdarm en maag. Zoveel mogelijk rechtop voeden, regelmatig laten boeren, vaker kleinere beetjes geven, of tijdelijk afgekolfde melk geven per lepel of cupje, kan die problemen verminderen. Als het kindje flesvoeding krijgt, dan kan het indikken van de voeding helpen.

Bij ernstige obstipatie moet gedacht worden aan de ziekte van Hirschsprung of een aangeboren afsluiting in het laatste deel van de darm. Als daarvan sprake is, dan moet worden geopereerd. Maar, obstipatie kan ook het gevolg zijn van alleen maar spierslapte. Zo’n buik vol ontlasting kan weer spugen en slecht drinken veroorzaken. Er moet dan gezorgd worden voor voldoende of extra vocht. Vaak moet er een laxeermiddel gegeven worden. Consulteer altijd de kinderarts bij dit soort problemen.

Keuze voor flesvoeding

In principe raden we aan om borstvoeding te proberen. Maar, als het echt niet gaat en de pogingen een kwelling worden, dan kun je beter overstappen op flesvoeding. De voeding moet voor moeder en kind een plezierig moment blijven. Bij flesvoeding kan men uit diverse spenen kiezen. Het beste is uit te proberen welke speen het best voldoet. Ook het type fles kan aangepast worden, bijvoorbeeld een fles met gebogen hals voor kinderen die meer rechtop gevoed moeten worden.

Hulp bij problemen

Als borstvoeding problemen oplevert, kun je hulp vragen, bijvoorbeeld door je problemen te bespreken met een lactatiedeskundige of de borstvoedingorganisatie La Leche League (www.lalecheleague.nl). Naar een lactatiekundige kun je worden doorverwezen, of je kunt zelf een consult aanvragen via de Nederlandse Vereniging van Lactatiekundigen: www.nvlborstvoeding.nl. Via deze site bereik je een lactatiekundige bij je in de regio. Hebben de problemen bij borstvoeding of bij flesvoeding vooral met de mondmotoriek en zuigtechniek te maken, dan kan ook hulp worden ingeroepen worden van een preverbale logopedist.

Back To Top